Category: Arts
Created by: stefaniecrollavertalingen
Number of Blossarys: 1
Naast het vierkanten of rechthoekig haakwerk, komt het ook vaak voor dat je een cirkel moet haken. Dit heet in de rondte haken. Stap 1: Haak een ketting van lossen (het aantal staat in het patroon aangegeven). Stap 2: Maak een rondje door de haaknaald in de eerste losse te steken en een halve vaste te haken. Stap3: Haak nu een aantal lossen (hoeveel hangt van het patroon af). In ons voorbeeld haak je er drie voor een stokje. Stap 4: Maak een omslag (maar als je vasten haakt, is dat niet nodig) en steek de haaknaald in het rondje. Stap 5: Maak weer een omslag en haal de draad door het rondje. Haak het stokje nu verder af. Stap 6: Haak nu telkens op dezelfde manier stokjes in het rondje tot je helemaal rond bent (of zoveel als in het patroon staat). Stap 7: Sluit het rondje door de haaknaald in de derde losse te steken die je aan het begin hebt gehaakt en een halve vaste te haken (ook dit kan weer per patroon een beetje verschillen).
Naast het vierkanten of rechthoekig haakwerk, komt het ook vaak voor dat je een cirkel moet haken. Dit heet in de rondte haken. Stap 1: Haak een ketting van lossen (het aantal staat in het patroon aangegeven). Stap 2: Maak een rondje door de haaknaald in de eerste losse te steken en een halve vaste te haken. Stap3: Haak nu een aantal lossen (hoeveel hangt van het patroon af). In ons voorbeeld haak je er drie voor een stokje. Stap 4: Maak een omslag (maar als je vasten haakt, is dat niet nodig) en steek de haaknaald in het rondje. Stap 5: Maak weer een omslag en haal de draad door het rondje. Haak het stokje nu verder af. Stap 6: Haak nu telkens op dezelfde manier stokjes in het rondje tot je helemaal rond bent (of zoveel als in het patroon staat). Stap 7: Sluit het rondje door de haaknaald in de derde losse te steken die je aan het begin hebt gehaakt en een halve vaste te haken (ook dit kan weer per patroon een beetje verschillen).
Tunisch haken lijkt op het eerste gezicht op een kruising tussen haken en breien. Voor deze techniek wordt een lange haaknaald gebruikt, waarop er meerdere steken liggen. Bij de eerste toer zet je de steken op, bij de tweede toer werk je ze af. Tunisch haken wordt vooral gebruikt voor mutsen, sjaals en dekens omdat het eindresultaat steeds erg dik en warm is.
Tunisch haken lijkt op het eerste gezicht op een kruising tussen haken en breien. Voor deze techniek wordt een lange haaknaald gebruikt, waarop er meerdere steken liggen. Bij de eerste toer zet je de steken op, bij de tweede toer werk je ze af. Tunisch haken wordt vooral gebruikt voor mutsen, sjaals en dekens omdat het eindresultaat steeds erg dik en warm is.
De keerlosse is een variant van de gewone losse, en ze wordt ook gehaakt als een gewone losse. Je haakt de keerlosse aan het einde van een toer om je werk netjes te kunnen keren. Je moet deze keerlosse haken omdat je anders elke toer steeds minder steken zpu gaan haken.
De keerlosse is een variant van de gewone losse, en ze wordt ook gehaakt als een gewone losse. Je haakt de keerlosse aan het einde van een toer om je werk netjes te kunnen keren. Je moet deze keerlosse haken omdat je anders elke toer steeds minder steken zpu gaan haken.
De kettingsteek is een andere benaming voor een ketting van lossen, ook wel opzetlossen genoemd. Dit haak je als je met een project begint. Je haakt (behalve bij uitzonderlijke patronen als amigurumipatronen) altijd een ketting van lossen als basis, voor je verder gaat. Hoeveel dat er zijn, hangt van je patroon af.
De kettingsteek is een andere benaming voor een ketting van lossen, ook wel opzetlossen genoemd. Dit haak je als je met een project begint. Je haakt (behalve bij uitzonderlijke patronen als amigurumipatronen) altijd een ketting van lossen als basis, voor je verder gaat. Hoeveel dat er zijn, hangt van je patroon af.
Bij elk haakwerk hou je losse draadjes over. Zorg telkens als je een haakwerk begint en eindigt, voor voldoende lange uiteindes. Ongeveer 15 cm is wel genoeg. Deze draadjes werk je weg door ze met een stompe naald door je werk te rijgen. Dit noem je afhechten.
Bij elk haakwerk hou je losse draadjes over. Zorg telkens als je een haakwerk begint en eindigt, voor voldoende lange uiteindes. Ongeveer 15 cm is wel genoeg. Deze draadjes werk je weg door ze met een stompe naald door je werk te rijgen. Dit noem je afhechten.
In tegenstelling tot bij dubbele stokjes, wordt je haakwerk net dichter en compacter dankzij het gebruik van halve stokjes. Voor een half stokje sla je de draad om, haal je de draad erdoorheen, sla je nogmaals om en haal je de draad door al de lussen tegelijkertijd.
In tegenstelling tot bij dubbele stokjes, wordt je haakwerk net dichter en compacter dankzij het gebruik van halve stokjes. Voor een half stokje sla je de draad om, haal je de draad erdoorheen, sla je nogmaals om en haal je de draad door al de lussen tegelijkertijd.
Dubbele stokjes zijn langer dan gewone stokjes. Dankzij de dubbele stokjes wordt je haakwerk dus meer licht en open dan wanneer je haakt met gewone stokjes of vaste steek. Bij dubbele stokjes sla je de draad twee maal om de haaknaald en haak je twee aan twee af.
Dubbele stokjes zijn langer dan gewone stokjes. Dankzij de dubbele stokjes wordt je haakwerk dus meer licht en open dan wanneer je haakt met gewone stokjes of vaste steek. Bij dubbele stokjes sla je de draad twee maal om de haaknaald en haak je twee aan twee af.
Bij vrijwel elke steek van je haakwerk, ga je een omslag gebruiken. Wanneer je de draad om je haaknaald slaat, zonder hem erdoor te trekken, spreek je van een omslag.
Bij vrijwel elke steek van je haakwerk, ga je een omslag gebruiken. Wanneer je de draad om je haaknaald slaat, zonder hem erdoor te trekken, spreek je van een omslag.
Als je wilt wisselen van kleur, haak je de steek vóór de kleurenwisseling, tot het punt waar je twee lussen op je draad hebt. Knip de eerste kleur af en sla de nieuwe draad over de naald. Maak de steek af in de nieuwe kleur.
Als je wilt wisselen van kleur, haak je de steek vóór de kleurenwisseling, tot het punt waar je twee lussen op je draad hebt. Knip de eerste kleur af en sla de nieuwe draad over de naald. Maak de steek af in de nieuwe kleur.
De halve vaste is een eenvoudige variant op de vaste steek. Het is een kleinere steek die meer stevigheid in het werk geeft. Stap 1: Steek de haaknaald in een lus en maak een omslag met de draad. Stap2: Haal de draad door de twee lusjes heen.
De halve vaste is een eenvoudige variant op de vaste steek. Het is een kleinere steek die meer stevigheid in het werk geeft. Stap 1: Steek de haaknaald in een lus en maak een omslag met de draad. Stap2: Haal de draad door de twee lusjes heen.
Een stokje is een van de basissteken bij het haken. Stap 1: Sla de draad eenmaal om de haaknaald. Tel nu vanaf je haaknaald. Neem de vierde steek op en haal de draad erdoorheen. Je hebt nu drie lussen op je naald. Stap 2: Haal de draad door de eerste twee lussen. Stap 3: Haal de draad nog een keer op en haal deze door de laatste twee lussen. Haak in iedere volgende steek net zo'n stokje.
Een stokje is een van de basissteken bij het haken. Stap 1: Sla de draad eenmaal om de haaknaald. Tel nu vanaf je haaknaald. Neem de vierde steek op en haal de draad erdoorheen. Je hebt nu drie lussen op je naald. Stap 2: Haal de draad door de eerste twee lussen. Stap 3: Haal de draad nog een keer op en haal deze door de laatste twee lussen. Haak in iedere volgende steek net zo'n stokje.
Je maakt meer steken zodat je werk groter of breder wordt. Stap 1: Haak meerdere steken in dezelfde lus
Je maakt meer steken zodat je werk groter of breder wordt. Stap 1: Haak meerdere steken in dezelfde lus
Magische ring De magische ring wordt erg vaak gebruikt bij het begin van een amigurumi-haakproject. Dankzij de magische ring, zal je haakwerk mooi sluiten en krijg je geen gat bij het begin van je werk. Stap 1: Maak een lus door het korte uiteinde van de draad achter de draad die aan de bol zit te leggen. Stap 2: Haal met de haaknaald de draad door de lus. Stap3: Sla de draad om de naald en haal deze door de lus op de naald. Nu kun je beginnen haken in een ring.
Magische ring De magische ring wordt erg vaak gebruikt bij het begin van een amigurumi-haakproject. Dankzij de magische ring, zal je haakwerk mooi sluiten en krijg je geen gat bij het begin van je werk. Stap 1: Maak een lus door het korte uiteinde van de draad achter de draad die aan de bol zit te leggen. Stap 2: Haal met de haaknaald de draad door de lus. Stap3: Sla de draad om de naald en haal deze door de lus op de naald. Nu kun je beginnen haken in een ring.
Je vermindert het aantal steken zodat je werk kleiner of smaller wordt. Je kan op twee manieren minderen. Door een lus over te slaan of door steken samen te haken. Wanneer je een lus overslaat, minder je door af en toe een steek over te slaan. De officiële methode is echter twee vasten samen haken. Minderen door steken samen te haken geeft een mooier resultaat. Stap 1: Steek de haaknaald in de lus. Haal de draad op met je haaknaald. Haal deze door de eerste lus. Er zijn nu twee lussen op je naald. Stap 2: Steek de naald in de volgende steek, haal weer een draad op met je haaknaald en haal die door de eerste lus op de haaknaald. Maak weer een omslag en haal deze door alle drie de lusjes op de draad.
Je vermindert het aantal steken zodat je werk kleiner of smaller wordt. Je kan op twee manieren minderen. Door een lus over te slaan of door steken samen te haken. Wanneer je een lus overslaat, minder je door af en toe een steek over te slaan. De officiële methode is echter twee vasten samen haken. Minderen door steken samen te haken geeft een mooier resultaat. Stap 1: Steek de haaknaald in de lus. Haal de draad op met je haaknaald. Haal deze door de eerste lus. Er zijn nu twee lussen op je naald. Stap 2: Steek de naald in de volgende steek, haal weer een draad op met je haaknaald en haal die door de eerste lus op de haaknaald. Maak weer een omslag en haal deze door alle drie de lusjes op de draad.
De vaste is de basissteek die je op een losse haakt, varianten daarop zijn een halve vaste en een stokje. Stap 1: Steek je haaknaald door de volgende lus op je haakwerk. Stap 2: Trek de draad met je haaknaald door de lus heen. Je hebt nu twee lussen op je naald. Stap 3: Sla de draad om de naald en trek die door de andere twee lussen heen. Stap 4: Maak in de volgende lus een nieuwe vaste
De vaste is de basissteek die je op een losse haakt, varianten daarop zijn een halve vaste en een stokje. Stap 1: Steek je haaknaald door de volgende lus op je haakwerk. Stap 2: Trek de draad met je haaknaald door de lus heen. Je hebt nu twee lussen op je naald. Stap 3: Sla de draad om de naald en trek die door de andere twee lussen heen. Stap 4: Maak in de volgende lus een nieuwe vaste
Een losse is de meest eenvoudige basissteek van het haken. Stap 1: Maak een opzetlus en steek je haaknaald erin. Stap 2: Trek met je haaknaald een lus door de eerste lus.
Een losse is de meest eenvoudige basissteek van het haken. Stap 1: Maak een opzetlus en steek je haaknaald erin. Stap 2: Trek met je haaknaald een lus door de eerste lus.